Zeescouts Jan Bart, van vroeger tot nu |
In 1968 werd ZEESCOUTS JAN BART HARELBEKE boven de doopvont gehouden.
Dhr. Verhofstede André bundelde een aantal krachten om naast landscouts, Chiro
en KSA te Harelbeke een zeescoutsgroep op te richten. De wil was er... en de
plannen van de provincie om de Gaverplas recreatief uit te baten.
In samenwerking met scouts Deerlijk en Harelbeke werden een achttal jonge
mensen bereid gevonden om de leiding in de jongste takken op zich te nemen.
Algauw waren er 20 ingeschreven welpen
(8-11 jaar), enkele maanden daarna een
scheepsjongensgroep (11-14 jaar).
Het aanbod sloeg aan, in de opvallend blauwe uniformen liepen we toen tussen
alle groene scouts tijdens districts- en gouwaktiviteiten.
Verschillende ouders sloegen de handen in elkaar en stelden zich tot doel de
jonge groep materieel te ondersteunen. Van Zeescouts Antwerpen kregen we een
roeisloep (Jan Bart I) ter beschikking, van stad Harelbeke een tweede houten
roeisloep. Zeeverkennerij (14-17
jaar) kon van wal steken.
Het doel werd kort omschreven als een jeugdbeweging op scoutsprincipes
gebaseerd, het middel : roeien en zeilen, waar pijlers als groepswerk,
engagement en zelfverantwoordelijkheid ten volle tot hun recht komen. Bovendien
kreeg de idee een bijkomend tintje in een uitspraak van de stichter, nl.
zeilerij ook mogelijk maken voor meer bescheiden inkomens.
Alras lonkte het ruime sop en hun naam waardig trokken de
zeeverkenners niet op 'tentenkamp' (cfr. landscouts) maar werd het trektochtidee
naar de Hollandse wateren de kampformule. Jaar na jaar werd ondertussen aan dit
principe vastgehouden. Het garandeert een unieke ervaring voor jonge gasten.
Het bindt hen en laat eenmaal in leiding of stam ook nog zijn sporen na. Zij
vormen een hechte vriendenkring.
1970, onder impuls van een aktief oudercomité, kocht de v.z.w. een eerste
lelievlet. Dit type, een metalen roeizeilsloep (knikspant) kreeg de
voorkeur op de onderhoudsintensieve roeigieken, in de vaart bij Zeescouts
Antwerpen.
De lelievlet, 6 m 50 gaffelgetuigd, bleek doorheen de jaren een praktische en
handige boot, zowel voor de zeilerij op het Gavermeer (waar het het grootste
zeilend vaartuig is) als op open water als Ooster- en Westerschelde (waar het
bij de "kleineren" gerekend wordt). Een kwartier of ploeg van 6 tot 7 zeegivers
kan er in team aan de slag, een uitdaging op hun maat. Drie kwartieren, elk
beschikt over zijn sloep, bereiden zich gedurende het voorjaar voor op de
jaarlijkse trektocht en bekwamen zich in het zeilen. Training nautische
vaardigheden, als brevet te vergelijken met een eerste graad BLOSO, is een
streefdoel. Tijdens de winterperiode is het bootsonderhoud een opdracht en
wordt eveneens per kwartier georganiseerd. Zij kunnen rekenen op steun van hun
leiding en de vriendenkring, maar zijn uiteindelijk zelf verantwoordelijk voor
de afwerking.
Na het noodzakelijke bootsmateriaal, merken we dat het inrichten van passende
lokalen voor iedere takwerking een konstante zorg is geweest van de
groepsleiding en vriendenkring. We verhuisden een aantal keren Kapershuis I
(Arendstraat), Scheepsjongenslokaal (Waregemstraat), het lokaaltje aan de
Gavers (Zeeverkenners) en andere tijdelijke onderkomens. Met de aanbouw van het
Arendsheem vonden 'de zeewelpen
een vaste plaats. Ook Scheepsmakkers
en Jin-Loodsen vonden er
ondertussen een eigen lokaal. Zeeverkenners
verzamelen wekelijks op zaterdagnamiddag in de Keet
(Kapershuis II), de loods aan de vaart te
Stasegem werd opgetrokken als een gepaste winterberging voor de drie sloepen.
Zo zie je maar, we bleven niet bij de pakken zitten.
Vanaf 1983 stelde Zeescouts te Harelbeke ook zijn deuren open voor meisjes en
vanuit de welpentak groeide geleidelijk aan een volledig gemengde werking. Op
recente trektochten bleken ook zij hun mannetje te kunnen staan.
In 1993 werd de Supervlet enthousiast
onthaald. Een echt moederschip, het biedt voldoende plaats om met de jongsten
onder ons in veilige omstandigheden het water op te gaan. Een schip waar de
Scheepsmakkers kennis kunnen maken met de sfeer aan boord. Een schip
dat altijd dichtbij is tijdens de trektochten van de
Verkenners. Een schip dat ook nog voor de ouderen (loodsen,
vriendenkring) een
uitdaging kan bieden.
Vanaf 18-19 jaar stapt iemand in Zeescouts over naar het leidingswerk, een niet
te onderschatten engagement. In vergelijking met andere jeugdbewegingen is dit
eerder laat. Toch blijkt een of twee jaar JIN-loodsen
werking, als voorbereiding op leiding een grote steun. Zij gaan in een eerder
kleine groep hun weg, zij doen stage-ervaring op in de verschillende takken
vooraleer een voorkeur uit te spreken. Jaarlijks maakten zij een zeiltocht op
het Ijsselmeer met gehuurde jachten. Een ervaring op hun maat.
Stamwerking is het alternatief voor hen
die niet kiezen om in leiding te staan en toch betrokken te blijven bij de
Zeescoutswerking. Zij staan ten dienste van de groep bij iedere
groepsaktiviteit met hun ervaring en effektieve steun.
Zo zie je maar, Jeugd in beweging met ups en downs. Een golfbeweging doorheen
de jaren waarbij engagement in groep de terugkerende kracht is. Dit lief en
leed van de beweging wordt steeds gedeeld met de
VZW Vriendenkring. Hun volharding en vaak ondersteunend werk kan niet
voldoende onderstreept worden.
Bijna 35 jaar staan wij er. Zaterdag na zaterdag. Niet weinigen in de groep
spenderen een groot deel van hun "vrije uren" aan zeescouting. De
meerderjarigheidsverlaging maakt ons misschien een stukje volwassener, toch
ligt het accent nog steeds op jeugdwerking.
Naar "Ter kennismaking" Ph. Vandenbroucke & J. Berteele 1991
(projectboek Supervlet)
|
|
|
|